
Het Masterplan
Een brouwerij komt niet uit de lucht vallen…..
Sommige brouwerijen kennen een ontstaansgeschiedenis die teruggaat tot het begin van onze jaartelling. De geboorte van Jezus Christus, het uitrollen van de daaraan gekoppelde religie, het concept ‘monnik’ bedenken zodat die in kloosters bij elkaar gezet konden worden, alles met het ultieme doel om de randvoorwaarden te scheppen om een beperkt aantal brouwerijen te doen ontstaan en daarmee een deel van de basis van de hedendaagse biercultuur te organiseren. Het is niet niks.

In dat perspectief is het masterplan dat ten grondslag ligt aan het Zwols Brouwtheater van een verassende eenvoud. Het omvat een tijdspanne van nauwelijks meer dan 100 jaar en nauwelijks meer dan een paar handen vol betrokkenen.

De eerste in dat rijtje is James Watt.
In plaats van een religie kun je immers ook een stoommachine uitvinden. Daar kun je vervolgens een trein omheen bouwen en dan vervolgens mensen mee nemen, een infrastructuur aanleggen van rails, stations en andere bijkomende zaken. Belangrijker is echter dat het ook een excuus geeft om ook een ‘Centrale Werkplaats’ te bouwen op een plek die bekend zou komen te staan als Zwolle. En passant levert dat overigens ook een andere bouwsteen: een afzetmarkt. Niet onbelangrijk.
Concreter wordt het aan het begin van de vorige eeuw, zo rond 1910. De vooruitziende blik van de ‘Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen’ maakt voor de goede waarnemer de eerste contouren zichtbaar: Aan de Westerlaan 45 in Zwolle wordt dan het gebouw van het Zwols Brouwtheater gerealiseerd. Het realiseren van een brouwerij valt natuurlijk niet binnen het takenpakket van de Maatschappij, waardoor het aanvankelijk niet eenvoudig was om daar de handen voor op elkaar te krijgen. De productie van elektriciteit voor de Centrale Werkplaats was, als excuus, gelukkig snel gevonden.
De functionele eisen aan het gebouw worden kunstig ingepast. Een grote kelder is ‘nodig’: grote bakken met verdund zwavelzuur worden geplaatst om elektriciteit te ‘accumuleren’, op te slaan. Dat het feitelijk om een lagerkelder gaat kan zo worden verbloemd. Ook de brouwzaal met de allure van een waar theater is al in het eerste ontwerp zichtbaar. Om argwaan te vermijden wordt die vooralsnog omgedoopt tot ‘machinehal’ en gevuld met grote dieselgeneratoren, die hun stroom leveren aan de Centrale Werkplaats.
Dat met de realisatie van de IJsselcentrale en de ontwikkeling van het elektriciteitsnet dit excuus zijn waarde verloor, was geen groot probleem. Slopen mocht niet aan de orde komen, dus het gebouw moest een andere functie krijgen. Dat ging geleidelijk, maar daarmee niet minder trefzeker. De man met de vlag, die aanvankelijk voor de trein uitliep, werd vervangen. De bewaakte overgang werd bedacht, later aangevuld met seinen langs het spoor die de machinist moesten waarschuwen voor tegenliggers en ander ongemak. Waar het in eerste instantie lokaal werd opgelost, kon dat in tweede instantie, onder het mom van verbetering van veiligheid en efficiency, worden gebundeld. De bediening van de seinen in noordoost Nederland ging naar Zwolle en werd gehuisvest aan de Westerlaan.
Om het gebouw de kans te geven voldoende te ‘verouderen’ is deze situatie langere tijd gehandhaafd. Sterker nog: bijna ging hiermee het masterplan aan zijn eigen succes ten onder. Een interventie was noodzakelijk. Het gebouw moest uiteindelijk wel weer worden ‘vrijgespeeld’. Geen eenvoudige opgave. De uitvinding van de computer is hieraan toe te schrijven. Die maakte, opnieuw onder het mom van veiligheid en efficiency, een schaalsprong in de bediening van de seinen mogelijk, waardoor deze activiteit kon worden verplaatst naar het hoofdkantoor van wat inmiddels de Nederlandse Spoorwegen was gaan heten. Het Zwols Brouwtheater was klaar en beschikbaar, het masterplan leek voltooid.
Een detail gooide roet in het eten. De brouwer was weliswaar inmiddels geboren en ‘druk’ met groter worden, maar niemand had eraan gedacht hem van zijn bestemming op de hoogte te stellen. De zoektocht naar zijn ‘lot’ nam daardoor belachelijk veel tijd in beslag. Dit ‘detail’ markeert de overgang markeert naar een nieuwe fase in het masterplan, die van synchronisatie. Een fase waarvan niemand kon vermoeden hoe complex die zou blijken.
De beschikbaarheid van het gebouw dreigde zich tegen het masterplan te keren. Natuurlijk was het niet moeilijk om een tijdelijke invulling te bedenken: het calamiteitenteam werd bedacht en kon in het gebouw worden gehuisvest. Tijdelijk, want al snel dreigde iedereen duidelijk te worden dat het hier slechts om een excuus ging. Het treinverkeer was immers veilig, het aantal calamiteiten beperkt. Aan andere tussenoplossingen kleefde hetzelfde bezwaar: te doorzichtig, te vluchtig en dus te tijdelijk.
De Europese Commissie moest eraan te pas komen. Het concept marktwerking moest tot ongekende proporties worden opgeblazen om daarmee de basis te leggen voor een geniale zet: de splitsing! Om te verhullen dat het louter en alleen bedoeld was de beschikbaarheid van de brouwerij uit te stellen totdat de brouwer er (eindelijk) ook klaar voor was, werd een extra afleidingsmanoeuvre bedacht. Niet alleen de NS, ook de energiebedrijven beschikten over een fysiek netwerk dat voor verbetering van de marktwerking ‘eenvoudig’ van het moederbedrijf kon worden afgesplitst. Het werkte: de situatie die werd georganiseerd was voldoende complex om de beschikbaarheid van het gebouw op te kunnen schorten tot de tijd rijp was om het Zwols Brouwtheater te laten ontstaan.
De afleidingsmanoeuvre leverde niet onbelangrijke bijvangst. De brouwer kon dankzij de splitsing bij de elektriciteitsbedrijven worden losgeweekt uit zijn relatief comfortabele leven, ‘verleid’ met een dwaalspoor in duurzame energie. Dat was niet alleen nodig om hem van zijn lot kennis te laten nemen en ook hem ‘beschikbaar’ te maken. Het bood tevens een uitstekende gelegenheid hem een aantal lessen en lesjes te leren. Pure noodzaak. Op dat moment was hem immers nog niet bekend wat zijn bestemming was. De seinen die hem dat hadden moeten vertellen had hij tot dan toe zorgvuldig weten te negeren.
Pas in 2014, het gebouw staat er dan al goed 100 jaar, wordt het onvermijdelijke ook de brouwer duidelijk en vanaf dat moment komen de zaken in een stroomversnelling. Toch zal het vervolgens nog ruim 3 jaar duren. Kort in het perspectief van dit masterplan en het ontstaan van de brouwerij, best lang in relatie tot de leeftijd van de brouwer. Nodig om de brouwer te leren brouwen en hem vervolgens te leren dat brouwen meer is dan alleen maar bier maken.
Ook op een andere manier leverde ‘de splitsing’ als afleidingsmanoeuvre bijvangst: Het maakte het mogelijk om het Zwols Brouwtheater niet onmiddellijk permanent en in zijn geheel ter beschikking van de brouwer te stellen. Dat zou er immers toe kunnen leiden dat de brouwer zou ‘verdwalen’ in alle potentie die de Zwolse biermarkt en het gebouw te bieden hadden. Nee, een fasering is beter. Klein beginnen, leren door te doen, in kunnen (en moeten) spelen op kansen. Beheersbaar. Praktisch levert de tijdelijke beschikbaarheid bovendien een groot voordeel. Vreemd, maar waar: ook een ambachtelijke brouwerij wordt ‘bestemmingsplan-technisch’ aangemerkt als industrie en laat zich daardoor niet zomaar inpassen in het stedelijk gebied. Ontheffing is nodig en die kan, dankzij het (voorlopig) tijdelijke karakter, relatief eenvoudig worden verleend.
Is het masterplan daarmee klaar? Nee, allesbehalve. De fundamenten zijn gelegd. De realisatie een kwestie van uitvoeren. Maar dan begint het pas. Belangrijk is dat de lezer zich realiseert dat, hoe concreet ook, het plan betrekking heeft op de toekomst. Onzekerheid is daarvan een inherent onderdeel. De toekomst laat zich immers pas met zekerheid beschrijven als hij geschiedenis geworden is. Een goed plan is een plan wat zich laat aanpassen, wat ruimte biedt om onzekerheden op te vangen, om kansen te pakken, die op het moment van schrijven nog niet (voldoende) zichtbaar waren.
Op één punt is de zekerheid in dit plan evident beperkt: De realisatie van het Zwols Brouwtheater in het gebouw aan de Westerlaan 45 is gebaseerd op een huurcontract dat na drie jaar overgaat in een contract voor onbepaalde tijd. Dat klinkt mooi, maar betekent feitelijk dat het contract op relatief korte termijn kan worden opgezegd.
Het voordeel is dat het de brouwer dwingt zijn investeringen beperkt te houden, vooral waar die onderdeel (gaan) uitmaken van het gebouw. Dat vraagt om zelfwerkzaamheid, creativiteit en hergebruik. Duurzaamheid als middel, niet als doel,
Een nadeel is er echter ook: het is ‘af’ als de tijd en het geld op zijn. Dat betekent helaas voor u als bezoeker dat het voorlopig is zoals het is …..